Wat is het Humaan Immunodeficiëntie Virus?
Het humaan immunodeficientie virus, afgekort HIV, behoort tot de groep van de kleine RNA-virussen en is lid van de groep Retro virussen. Van dit virus zijn 2 types beschreven: type 1 (HIV-1) en type 2 (HIV-2). HIV kan het lichaam van de mens infecteren. HIV veroorzaakt AIDS en valt het immuunsysteem aan door CD4-cellen te vernietigen. Dit type witte bloedcellen is cruciaal om infecties te bestrijden. Wanneer het immuunsysteem wordt afgebroken wordt het lichaam vatbaar voor levensbedreigende aandoeningen, zoals infecties of kanker.
Aanvullende informatie over het ontstaan en risico’s van SOA’s en de betrouwbaarheid van soa-testen kunt u vinden op Soa Aids Nederland. Ook de richtlijnen van het Nederlandse Huisartsen Genootschap en de Nederlandse vereniging voor Medische Microbiologie bieden extra informatie aan.
Hoe vaak komt het voor?
HIV infecties komen relatief weinig voor, maar de gevolgen ervan zijn groot. In 2008 waren er naar schatting 21.500 mensen met HIV in Nederland. Hiervan is 40% niet op de hoogte van hun HIV-infectie. In 79% van de gevallen ging het om mannen en in 21% van de gevallen om vrouwen. HIV wordt meestal overgebracht door seksueel contact. Aangezien het aantal HIV-geïnfecteerden voor een derde valt onder heteroseksuelen, is twee derde van de HIV-geïnfecteerden mannen die seks hebben met mannen (MSM). Homoseksuele mannen en biseksuele mannen vormen de grootste risicogroep, het virus komt dan ook bij hen het meest voor. Onderzoek heeft aangetoond dat condoomgebruik de kans op het overdragen van een HIV-infectie verlaagt, maar kan het niet volledig voorkomen.
Het effect van humaan immunodeficiëntie virus op het lichaam
HIV is de veroorzaker van AIDS. HIV kan daardoor in alle gevallen van AIDS worden aangetoond. Echter, niet elke HIV infectie leidt onmiddellijk tot AIDS. Een klinisch latente infectie, ook wel asymptomatische infectie genoemd, met HIV is meestal klachtenvrij tot het ontwikkelen van AIDS.
Hoe moeten we ons dat voorstellen?
Na een infectie van het lichaam met HIV, zal het afweersysteem bij de meeste mensen terugvechten tegen het virus. In de eerste fase van de infectie vertoont 70%, van de mensen met HIV, griepachtige verschijnselen. Twee tot vier weken na blootstelling aan het virus vecht het immuunsysteem terug met antistoffen. In deze periode dalen de HIV-waarden in het bloed zeer sterk en neemt het aantal CD4-cellen weer toe. De hierop volgende afweerreactie van het lichaam heeft echter maar gedeeltelijk succes. Het virus kan dan maandenlang, soms jarenlang, in het lichaam verblijven zonder dat wij het merken. Gedurende de tijd dat het virus in ons lichaam verblijft, kan de aanwezigheid wel aangetoond worden: bijvoorbeeld met een test voor het aantonen van antistoffen tegen het HIV-virus (een HIV-thuistest).
Kan het virus ook weer weggaan?
HIV dringt na infectie in het lichaam binnen in CD4-cellen en macrofagen. Gedurende enige jaren kan er sprake zijn van een klinisch latente situatie. In deze periode is echter wel sprake van intensieve virusreplicatie en afweerreactie tegen met HIV geïnfecteerde cellen. Een schijnbaar evenwicht tussen aanmaak van HIV en CD4-cellen is in deze fase aanwezig. Door de voortdurende replicatie van het virus ontstaan mutanten waar het afweersysteem op een gegeven moment geen vat meer op krijgt. Het aantal CD4-cellen in het bloed vermindert en het afweersysteem gaat disfunctioneren. Het gevolg is een cellulaire immunosuppressie die leidt tot een aantal opportunistische infecties en kanker. Uiteindelijk overlijdt de patiënt aan de gevolgen van deze bijkomende ziekten.
Ontwikkeling tot AIDS?
AIDS kan zich in vele vormen manifesteren. Door het tekortschieten van het afweersysteem ontstaat een scala aan ziektebeelden. Op de voorgrond staan opportunistische infecties, neurologische ziektebeelden en kwaadaardige tumoren. Op welk moment er precies sprake is van AIDS is afhankelijk van de gebruikte definitie. In Europa wordt een CD4-cellen aantal van minder dan 200 cellen/mm3 zonder klinische verschijnselen niet tot AIDS gerekend in tegenstelling tot de CDC-definitie in de Verenigde Staten. De uiteenlopende definitie heeft onder andere te maken met de financiering van de behandeling in de Verenigde Staten.
Enkele voorbeelden van opportunistische infecties zijn:
- candida oesofagitis
- tuberculose
- pneumonieën door onder andere Pneumocystis carinii
- herpes simplex virusinfecties
- humaan herpesvirus
- 8 geassocieerde kaposisarcoom
Voorbeelden van neurologische ziektebeelden zijn:
- perifere neuropathie
- hiv encefalopathie (AIDS dementiecomplex)
Voorbeelden van kwaadaardige tumoren zijn:
- baarmoederhalskanker
- lymfeklierkanker
Wat kunt u doen bij een HIV-infectie?
Chemoprofylaxe is aan te bevelen indien na blootstelling sprake is van een verhoogd risico op HIV besmetting. De potentiële toxiciteit van de behandeling moet worden afgewogen tegen het daadwerkelijke risico op HIV besmetting. Chemoprofylaxe vindt plaats met combinatietherapie van drie middelen. Men dient zo snel mogelijk te beginnen met postexpositieprofylaxe (PEP), liefst binnen twee uur, met een maximum van 72 uur na acute blootstelling. Chemoprofylaxe na seksuele blootstelling wordt in Nederland geadviseerd in het bijzonder bij accidenteel onveilig anaal en/of vaginaal seksueel contact met een bekende HIV positieve bron. Dan kan via de SOA polikliniek zo nodig gestart worden met medicijnen ter voorkoming van een HIV infectie. Dit is bekend als PEP. Lees meer over medicijnkuur PEP.
Kan een HIV-infectie voorkomen worden?
Om de kans op een HIV infectie te verminderen is het gebruik van een condoom tijdens geslachtsgemeenschap aan te raden. Bovendien geven condooms bescherming tegen meerdere seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA’s). Echter, condooms kunnen de overdracht van het HIV virus tijdens seksueel contact nooit voor 100% voorkomen.
Blijf maatregelen nemen om eventuele besmetting van anderen te voorkomen.
Humaan Immunodeficiëntie Virus
Het is erg moeilijk om een virus te zien door een microscoop. Daarvoor zijn ze veel te klein. Een witte bloedcel uit het afweersysteem is ongeveer 6-15 µm ofwel 6-15 x éénduizendste millimeter. Het HIV virus is nog veel kleiner dan een cel, namelijk 100x kleiner (=120 nanometer). Een virus past dus gemakkelijk in een cel. Het ‘fotograferen’ van zo’n klein deeltje is niet zo gemakkelijk. Daarom zult u vaak dezelfde plaatjes van het virus zien: een soort bolletjes met blaasjes, soms in zwart-wit, soms gekleurd. Het is een ingewikkeld virus. Een voetbal heeft 32 vlakjes (20 wit en 12 zwart), afgewisseld met vijfhoeken en zeshoeken. Een HIV virus heeft 20 vlakjes van driehoeken. Er zijn 2 eiwitten voor nodig. Dit heet ‘kapsel’ of ‘coat‘. (Binnenin dit kapsel van het virus bevindt zich het virus RNA met nog een paar eiwitten). Retrovirussen zoals HIV bezitten een envelop. Hierdoor zijn ze slecht bestendig tegen uitdrogen, tenzij in een eiwitrijke omgeving zoals bloed. In vloeibaar plasma, bij kamertemperatuur, is het virus meer dan twee weken infectieus.
Vaccinatie of medicijnen?
Er is geen genezende therapie tegen het HIV. Wel zijn diverse middelen voorhanden, die remmen de aanmaak van nieuw virus zodat minder nieuwe cellen worden geïnfecteerd. De huidige middelen zijn reverse transcriptaseremmers, proteaseremmers, fusieremmers (nog maar één middel van op de markt, worden alleen in uitzonderlijke situaties gebruikt, bijvoorbeeld bij multiresisitentie) en integraseremmers.
Starten van antiretrovirale therapie hangt af van het klinisch beeld, het aantal CD4-cellen en de virale lading. Tevens wordt de beslissing van het starten met therapie beïnvloed door de onbekende langetermijneffecten van de antiretrovirale therapie en het feit dat goede motivatie en naleving noodzakelijk zijn. De combinatietherapie moet voorkomen dat vroegtijdig resistentie ontstaat tegen de HIV remmende middelen. Doel van de behandeling is de virusvermeerdering te remmen waardoor voortgang naar AIDS wordt vertraagd: vermindering van het aantal opportunistische infecties en uitstel van overlijden.
Antiretrovirale therapie kent bijwerkingen. Afhankelijk van de gebruikte geneesmiddelen zijn veel voorkomende bijwerkingen: dunne ontlasting, misselijkheid, anemie, neuropathie, leverenzymstijgingen, allergische reacties, pancreatitis.
Naast antiretrovirale therapie wordt bij gedaalde immuniteit tevens antimicrobiële profylaxe voorgeschreven ter voorkoming van opportunistische infecties met bijvoorbeeld Pneumocystis carinii.
Ingezette behandeling dient na zes maanden te leiden tot een ondetecteerbare virale lading (< 50 kopieën per ml). Eén en drie maanden na starten van de behandeling moet duidelijk zijn dat de therapie effectief is (daling virale lading). Is dit niet het geval dan moet, voorafgegaan door het bespreken van de naleving aan de medicatie-inname, het bepalen van de plasmaspiegel van HIV-RNA en eventueel een virale resistentiebepaling, de therapie worden aangepast.
Tot nu toe is er nog geen medicijn tegen AIDS gevonden. Er zijn wel zogenoemde Aidsremmers ontwikkeld, die het verloop van de ziekte belangrijk kunnen vertragen.
Stel u bent positief getest. Wat nu?
Als u positief bent getest op antistoffen tegen het HIV-1 virus dient u zich direct te melden bij uw huisarts of een internist-infectioloog of bij een medisch specialist om een bloedonderzoek te laten uitvoeren.
Partnerwaarschuwing
Indien u positief bent getest is het belangrijk dat u niet alleen uw SOA laat behandelen, maar is het ook belangrijk om uw seksuele partner(s) van de afgelopen 6 maanden (bij voorkeur de laatste 12 maanden) te waarschuwen ongeacht of ze wel of geen klachten ondervinden. Deze kunnen zich dan ook laten testen en eventueel laten behandelen.
Vind u het moeilijk om uw partners te waarschuwen? Partnerwaarschuwing.nl is een website die je helpt bij het waarschuwen van je sekspartners. Dit kan je dit ook anoniem doen.